We bevinden ons in de chique villa, ergens in een landelijke gemeente, van de familie Carleani. Na de dood van Marino Carleani heeft zijn weduwe, donna Vita, de leiding over de maffiafamilie.
Als wij denken aan een nonnenklooster en we horen dan trage Latijnse gezangen in ons hoofd, gezongen door heldere sopranen, dan maken we een kardinale fout.
Eugène woont samen met zijn Trees en zijn zus Emma in een bouwvallig huisje, een achterbouw van waar vroeger de sekswinkel van madame Lolita was.
We trekken naar een exotische vakantiebestemming: het familiehotel “Pension Maria” op een Spaans eiland onder de blakende zon. Het hotel wordt uitgebaat door Juanito, de eigenaar, en zijn charmante dienster Rosita.
Zeg, ge kent toch de begrafenisondernemer van ’t dorp? ‘Flinterman Uitvaarten’. Daar achter den hoek van de pizzeria Trattoria, tegenover het consulaat.